De komst van de geluidsfilm
In Nederland verliep de introductie van de geluidsfilm vrij snel. Ons land behoorde tot de voorlopers in Europa: in 1930 was al meer dan de helft van de bioscopen voorzien van geluidsprojectoren en een paar jaar later was dat opgelopen tot ongeveer negentig procent. Overal in het land kon het publiek van deze nieuwe attractie genieten. Vooral films met zang- en muzieknummers waren populair.
Behoefte aan Nederlandse geluidsfilms
In bijna alle geluidsfilms werd echter gezongen en gesproken in andere talen dan het Nederlands. Alleen de bioscoopjournaals werden in het Nederlands aangeboden (bijvoorbeeld Hollands Nieuws van Polygoon en Nederland in klank en beeld van Orion-Profilti). Weldra uitten pers en publiek dan ook de behoefte aan Nederlandstalige films.
De roep om Nederlandstalige films kwam ook uit andere hoek: de vrees bestond dat de Nederlandse taal door buitenlandse films zou worden bedreigd. Een enkeling zag mogelijkheden om met Nederlandse speelfilms de vaderlandse cultuur in het buitenland onder de aandacht te brengen.
Te weinig ervaring
De introductie van de Nederlandse geluidsfilm ging met problemen gepaard: Nederlanders hadden geen ervaring met het maken van geluidsfilms (de speelfilmproductie was eind jaren twintig tot een nulpunt gedaald) en het taalgebied was te klein om een florerende industrie te kunnen opbouwen.
Daarbij ontbeerde het de filmindustrie aan overheidssteun. De Nederlandse overheid hield zich afzijdig, terwijl in landen als Zweden en Hongarije een grote binnenlandse filmproductie ontstond dankzij protectionistische overheidsmaatregelen. In dergelijke landen mochten destijds alleen films in de eigen landstaal worden vertoond.
Gesynchroniseerde zang en studioplannen
Ondanks de moeilijkheden werden begin jaren dertig de eerste voorzichtige pogingen gedaan tot het maken van Nederlandse geluidsfilms. Dit waren korte films – eenakters – waarin bekende artiesten als Kees Pruis, Lou Bandy en diens broer Willy Derby bekende liedjes vertolkten als 'Ich küsse ihre Hand Madame' en 'Turf in je ransel'.
Het geluid van deze films stond niet op de filmstrook zelf, maar op grammofoonplaten die synchroon met de film werden afgespeeld. Pas rond 1933-1934 was de tijd rijp voor de Nederlandse geluidsspeelfilm. In die periode werden plannen gemaakt om drie geluidsstudiocomplexen te bouwen: Filco bij Ter Heide (ten zuiden van Den Haag), de Philips-studio in Eindhoven en de Duivendrechtse Cinetone Studio’s.
Helaas bleek Filco slechts een luchtkasteel en heeft de studio van Philips maar korte tijd bestaan. Alleen de eerste Nederlandse geluidsspeelfilm Willem van Oranje is er opgenomen. Cinetone werd echter een voltreffer. Tussen 1934 en 1940 werden ongeveer twintig Nederlandse speelfilms opgenomen in dit complex.
Crisisjaar
De eerste in Cinetone opgenomen film was De Jantjes. Deze film was een groot succes, en eindelijk leek een levensvatbare nationale filmindustrie mogelijk. Gezien het aantal uitgebrachte films tussen 1934 en 1940 – ongeveer veertig – lijkt die industrie er ook gekomen. De getallen versluieren echter de waarheid. Na de eerste euforie nam de populariteit van de Nederlandse film af. Het jaar 1936 ging de geschiedenis in als het crisisjaar waarin de studio’s enige tijd leegstonden (naast Cinetone was het door Loet C. Barnstijn in Wassenaar opgerichte Filmstad er bij gekomen).
Redding kwam door toedoen van de uit Duitsland afkomstige distributeur Rudolf Meyer. Vanaf midden jaren dertig produceerde hij in samenwerking met uit Duitsland afkomstige regisseurs Hermann Kösterlitz en Ludwig Berger een aantal kwalitatief sterke en succesvolle speelfilms. In de meeste van deze films speelde Lily Bouwmeester de hoofdrol. Zij zou - met films als Pygmalion, Vadertje Langbeen, Morgen gaat het beter! en Ergens in Nederland - uitgroeien tot de populairste filmster van Nederland.
Bombardement en plundering
De inval van de Duitsers in 1940 maakte in één klap een einde aan de opleving in de Nederlandse speelfilmproductie. Tijdens de oorlog werd nog slechts een speelfilm opgenomen (Drie weken huisknecht). De twee studiocomplexen deden dienst als opnamestudio’s voor Duitse speelfilms. In 1944 werd Filmstad bij een bombardement vernietigd, Cinetone werd in de laatste oorlogsdagen leeggeroofd.
Pas in de jaren zestig en zeventig kwam de Nederlandse speelfilmindustrie weer tot bloei.