Max Tak
biografie
De dirigent en muzikant Max Tak werd geboren in een joodse familie van diamantbewerkers. Zijn vader zorgde dat hij vioollessen kreeg, onder meer van eerste violist van het Concertgebouworkest Johan Herbschleb.
In 1906 werd Tak leerling bij het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg. Omdat deze baan hem weinig geld opleverde, verdiende hij bij als muzikant in de amusementssector. Na kennismaking met zanger en cabaretier Jean-Louis Pisuisse begon hij liedjes te componeren. Pisuisse introduceerde hem bij de directie van Bellevue, waar hij met een eigen gezelschap aan de slag kon.
Tak werd uiteindelijk bij het Concertgebouworkest weggekocht door Cinema Palace, waar hij met een eigen gezelschap stille films ging begeleiden. In 1921 stapte hij over naar het Theater Tuschinski, de nieuwe bioscoop van Abraham Tuschinski, waar hij legendarisch zou worden als muzieksamensteller en dirigent. Hij bleef er bijna twintig jaar werken.
Daarnaast werkte hij mee aan radio-uitzendingen met het Tuschinski Theater Orkest, presenteerde hij eigen muziekprogramma’s voor de radio en schreef hij in dagblad 'De Telegraaf' over jazz.
Als ‘geluidsadviseur’ bij filmopnamen werkte hij in 1931 opnieuw samen met Mengelberg en het Concertgebouworkest. Verder was hij sinds de komst van de geluidsfilm bij tientallen andere films betrokken. Zo verzorgde hij de muziek bij Olympische Spelen (1928), schreef muziek en liedjes voor Het meisje met de blauwe hoed en regisseerde de Nederlandse nasynchronisatie van de Disney-film Snow White and the Seven Dwarfs (1937).
Tot zijn bekendste nummers behoren ‘Vriendinnetje’, ‘Amsterdam’ (‘...er is geen stad die ook maar even aan je tippen kan’) en ‘Het leven is heus niet zo kwaad’, met teksten van Max de Haas. Het openingslied van het AVRO-radioprogramma De bonte dinsdagavondtrein was ook van Tak en De Haas.
Eind 1940 werd Tak ontslagen bij Tuschinski, dat door de Duitsers was overgenomen en Tivoli was gedoopt. In 1941 kon hij vluchten als zogenaamd lid van een ‘circusgezelschap’ dat was opgezet om joodse Nederlanders het land uit te helpen. Via Spanje slaagde de groep erin naar Cuba te reizen. Tak kwam uiteindelijk – via een tussenstop op Curaçao – in 1943 in New York terecht. Hij begon bij het CBS-radioprogramma 'Nederland in Oorlogstijd', maar slaagde er niet in om als filmmuzikant werk te vinden.
Na de bevrijding van Nederland bleef Tak in New York wonen, waar hij werkte voor verschillende radioprogramma’s. Daarnaast leidde hij het Comité voor Nederlandse Muziek, en haalde in die functie onder meer het Concertgebouworkest, Willy Alberti en Max Tailleur naar de Verenigde Staten.
Tak wilde in Nederland worden begraven. Bij zijn overlijden in 1967 werd hij opgebaard in het Concertgebouw.
filmografie
- 1934—Componist
- 1935—Componist
- 1935—Componist
- 1935—Componist
- 1935—Componist
- 1935—Componist
- 1936—Componist
- 1936—Componist
- 1936—Componist
- 1936—Componist
- 1937—Componist
- 1938—Componist
- 1938—Componist
- 1939—Componist
- 1939—Componist
- 1939—Componist
- 1940—Componist