Johan Gildemeijer

biografie

Johan Gildemeijer was een Amsterdamse zakenman die in 1908 zijn entree in de filmwereld maakte met het exporteren van films naar Nederlands-Indië.

In 1912 werd hij bedrijfsleider van de Amsterdamse Union Bioscope en het Filmverhuurkantoor Union. Na korte tijd adviseur te zijn geweest van de Haarlemse Filmfabriek Hollandia, richtte hij de productiemaatschappij Rembrandt Film Co op. Voor deze maatschappij produceerde hij in 1915 zijn eerste film Fatum, onder regie van Theo Frenkel sr. Na Fatum volgden nog een aantal lange speelfilms, waaronder het ambitieuze filmproject Gloria transita, een melodrama over een operazanger.

Gildemeijer, die in zijn films veel gebruikmaakte van geluidseffecten en muziek, liet de zangpartijen in de film live ten gehore brengen door een kwartet zangers onder aanvoering van de gerenommeerde bariton August van den Hoeck. Bij iedere vertoning waren de zangers aanwezig om de filmbeelden te begeleiden.

In 1919 maakte Gildemeijer de film Onze Oost met medewerking van de Vereeniging tot Verbreiding van kennis over Nederland in den vreemde. De opnamen in deze compilatiefilm waren begin jaren tien in Nederlands-Indië gemaakt in opdracht van het Koloniaal Instituut. In 1920 was Gildemeijer voorzitter van het uitvoerend comité van de Internationale Kino-Tentoonstelling in Amsterdam.

Na de komst van de geluidsfilm in de jaren dertig deed Gildemeijer nog twee pogingen een muziekfilm te maken, echter zonder veel succes. Van de eerste film Romance Impromptu gingen de negatieven in brand op. De opvolger Fantasia Musica, naar Richard Wagners opera 'Tannhäuser', bleek een weinig geslaagd experiment.

Als directeur van zijn firma Handelsmy Gildemeyer Export voorzag Gildemeijer in zijn levensonderhoud. Naast producent, regisseur en distributeur was hij ook schrijver. Van zijn hand verscheen 'Koningin Kino' (1914), het eerste Nederlandse boek over film.