Filmfabrieken tijdens de Eerste Wereldoorlog

De Haarlemse Filmfabriek Hollandia was bij verre de grootste en productiefste productiemaatschappij in de jaren tien van de twintigste eeuw. Maar Hollandia was niet de enige. Al snel na het uitbreken van de oorlog meldden zich twee nieuwe speelfilmproducenten.

De eerste was Amsterdam Film Cie van directeur en regisseur Theo Frenkel sr. Frenkel had in het buitenland zijn sporen verdiend en was bij het uitbreken van de oorlog naar Nederland teruggekeerd. Met hulp van een aantal financiers kreeg hij genoeg geld bij elkaar om in vijf jaar zes lange speelfilms en een paar korte films te produceren. Daaronder bevonden zich Het wrak in de Noordzee – een van de hoogtepunten uit de stille-filmperiode – en de verrassende eenakter De dood van Pierrot.

Grote plannen

Net als Hollandia had ook Amsterdam Film Cie na de oorlog grootse plannen. De maatschappij wilde bij Voorburg een eigen filmstudio bouwen en daarnaast een fabriek voor de productie van filmstock. Omdat filmmateriaal in de oorlogsjaren schaars was geworden, zag Amsterdam Film Cie in de productie van stock niet alleen een mogelijkheid om in de eigen behoefte te voorzien, maar ook om winst te maken door verkoop aan derden. De plannen werd groots aangekondigd in de Haagse krant 'Het Vaderland', maar daarna werd er niets meer van vernomen.

Ook Amsterdam Film Cie had te kampen met Amerikaanse concurrentie. In een poging het bedrijf te redden zocht Frenkel nog contact met Duitse producenten (zoals Maurits Binger voor Hollandia steun zocht in Groot-Brittannië). Dit resulteerde in twee speelfilms die hij met Turma-Film coproduceerde.

Na het faillissement van Amsterdam Film Cie in het voorjaar van 1923 zettte Frenkel de samenwerking voort. Nu onder de naam Theo Frenkel Film Cie. Nog twee coproducties volgden, tot ook Turma failliet ging. Frenkel ging vervolgens aan de slag bij The Dutch Film Co., een nieuwe Haarlemse productiemaatschappij.

Episch hoogtepunt

De tweede maatschappij was Rembrandt Film Co, geleid door zakenman, bioscoopexploitant, filmverhuurder en producent/regisseur Johan Gildemeijer. De eerste film van Rembrandt Film Co, Fatum, werd in 1915 uitgebracht. Voor deze eerste productie had Gildemeijer Theo Frenkel sr. ingehuurd als regisseur. Daarna zou hij zelf de regie ter hand nemen.

Het hoogtepunt in Gildemeijers regiecarrière was de film Gloria transita, een epos over een operazanger. De hoofdrol in de film werd gespeeld door acteur/zanger August van den Hoeck, die iedere vertoning met live zang begeleidde, samen met de andere acteurs/zangers.

Tijdens de oorlog leverde Rembrandt Film Co vier lange speelfilms af. Daarna nam de productie af. Gildemeijer maakte nog een tweede muziekfilm (Gloria fatalis) en een lange compilatie van Indische films uit de collectie van het Koloniaal Instituut (Onze oost), maar daarna bleef het lange tijd stil. Tot Gildemeijer in 1937 nog een keer van zich liet horen met de korte geluidsfilm Fantasia musica (een eerdere korte geluidsfilm - Romance impromptu uit 1933 - is nooit voltooid).

Naast deze twee grote maatschappijen waren er in 1918 en 1919 nog enkele kleinere speelfilmproducenten actief. De productiefste onder hen was het Arnhemse bedrijf AFKO Film.


Productiemaatschappijen van fictiefilms in de periode 1914-1920:
• AFKO Film
• Amsterdam Film Cie

• Blitz-Film Company
• Claxon Film Compagnie
• Engel-Wilson Film Comp
• Filmfabriek Hollandia
• Maatschappij tot Exploitatie van Witte Films
• Rembrandt Film Co
• Zodiak Film Cie

foto's

meer informatie

Op zoek naar meer materiaal uit onze collectie? Neem dan contact op met:

Mevr. Leenke Ripmeester
sales@eyefilm.nl
tel. 020 5891 426
mob. 06-41189635

steun Eye

Steun Eye en help ons erfgoed veilig te stellen voor de toekomst. Meer informatie