Cinetone jaren dertig tot 1948
‘Wat niemand durfde dromen
Is eindelijk gekomen:
De filmartisten stroomen
Naar Duivendrecht met spoed.
Waar kool en kropsla groeien
En madeliefjes bloeien
Zie je de lampen gloeien
Van ons Hollandsch Hollywood’
Dit lied zong filmdiva Fien de la Mar ter ere van de oprichting van filmstudio Cinetone. Met de komst van de geluidsfilm was Cinetone veelbelovend. Hoewel deze droomfabriek vijfenvijftig jaar lang het epicentrum zou zijn van de Nederlandse filmgeschiedenis, bleef Cinetone echter altijd ‘een huiselijke namaakwereld ondermijnd door een permanente crisis’, zoals in een artikel wordt verwoord. Toch bleek deze studio, opgericht door joodse ondernemers en in de oorlog door de Duitsers overgenomen, over een enorme veerkracht te beschikken en zichzelf na elke crisis weer op te kunnen heffen.
Jaren dertig
In 1933 openden de broers en grammofoonplaathandelaren Isaac en Jules Biedermann een klankfilmstudio, als onderdeel voor hun al in 1930 opgerichte geluidsfilmmaatschappij Cinetone. In een voormalige chemische fabriek aan de Duivendrechtsekade richtten zij naast een studioloods ook een filmlaboratorium, een grammofoonplatenfabriek, een studio voor na-synchronisering en opname van grammofoonplaten, kapsalons, kleedkamers, een projectiezaal, kantoren en een kantine in, en er was een gebouwtje voor de montage.
Na een valse start met de nooit uitgebrachte Belgische productie Meisjes in Vrijheid, begon een bloeiperiode met in 1934 de film De Jantjes, die een kaskraker van jewelste zou blijken, waardoor de broers er al snel een tweede studiohal ernaast bouwden. Hierna volgden succesvolle films als Bleeke Bet, Op hoop van zegen en Rubber.
De voorspoed van Cinetone duurde echter niet lang; al na vijf jaar ging het bedrijf failliet. Het was de film Komedie om geld die de eigenaars de das om deed. Het geld dat ze hier persoonlijk in hadden geïnvesteerd verdienden ze niet terug en zelfs de salarissen konden niet betaald worden. Het personeel, dat in staking ging, noemde de film daarom ‘Tragedie om geld’. Dit zou eveneens een ondertitel kunnen zijn voor de hele geschiedenis van Cinetone: de studio’s konden niet draaiende blijven op de speelfilmproductie alleen, daarvoor zou ons land eigenlijk te klein blijken.
Het succes van de volgende speelfilm Pygmalion ten spijt ging Cinetone failliet en werd in 1938 gekocht door filmproducent Marcel Wolf uit Den Haag. De dag na de heropening werd begonnen met de opnamen voor Vadertje Langbeen, waarmee men hoopte het succes van Pygmalion, de laatste film die nog was gemaakt voor het faillissement, te evenaren. Verschillende geldschieters hadden hiervoor bijgesprongen in de investeringen; de overheid gaf in die jaren nog geen subsidie aan de filmproductie, alhoewel Cinetone toen al aan meer dan honderd mensen werk verschafte. De laatste film die voor de oorlog in Cinetone werd gemaakt was Ergens in Nederland, een film over de mobilisatie. Deze film werd echter na de Duitse inval op 10 mei 1940 al snel verboden.
Bezettingsperiode
Na de capitulatie volgde, zoals Cinetone-medewerker Rolf ten Kate in zijn foto-album uit die tijd schreef, ‘Een der merkwaardigste periodes van Holland’s filmindustrie’. In augustus verkocht de joodse eigenaar Marcel Wolf de studio’s aan zijn Duitse kennis Alois Miedl, eigenaar van de Buitenlandsche Bankvereeniging te Amsterdam, met de stilzwijgende afspraak dat deze het hem na de oorlog weer terug zou verkopen. Later verklaarde Wolf, dat Miedl slechts als stroman diende - hij voorzag dat de Duitsers hem zijn bedrijf anders zouden afnemen omdat hij joods was. Op zijn beurt vreesde Miedl dat hij beschuldigd zou worden van ‘Judenbegünstiging’, en wilde ook weer snel van zijn ‘aankoop’ af. Vooralsnog benoemde hij echter de Nederlands-Duitse cineast Theo Güsten tot directeur. Güsten stelde een nieuwe staf van vijfentwintig man samen uit de oude ploeg medewerkers en richtte met een groep filmmakers de Werkgemeenschap der Nederlandsche Cineasten op, die echter al na negen maanden moest worden opgeheven, door toenemende druk van de bezetter.
Cinetone wordt Ufa-Filmstadt Amsterdam
Direct daarna verzeilde Güsten in onderhandelingen met de Duitse nazipropagandaregisseur Hans Steinhoff en productiemaatschappij Terrafilm over een in Cinetone op te nemen film over Rembrandt.
Verschillende regisseurs en producenten die inmiddels NSB-lid waren, zoals Jan Teunissen en Egbert van Putten, kregen hier lucht van en probeerden een leidersfunctie te bemachtigen bij deze film, tot ongenoegen van Güsten. Tegelijkertijd had Terra te kennen gegeven de Amsterdamse studio’s te willen kopen. In september 1941 begon zij met de opnames voor Rembrandt (Hans Steinhoff, 1942), waarin de oude meester werd ‘geherinterpreteerd’ als Germaanse held, die door joodse zwendelaars ten val was gebracht.
Het was uiteindelijk niet Terra die Cinetone overnam, maar het Duitse staatsfilmbedrijf UFA. Op 1 april 1942 werden Filmmaatschappij Cinetone en Loet C. Barnstijn’s Filmstad Wassenaar ingelijfd en omgedoopt tot respectievelijk Ufa Filmstadt Amsterdam en Ufa Filmstadt Den Haag. Voor Cinetone had de UFA maar liefst 725.000 gulden neergeteld. Er zouden voortaan Duitse films gemaakt worden, door de productiemaatschappijen Berlin-Film en Terra en met Duitse acteurs.
Dolle Dinsdag maakte een einde aan de UFA-periode. Op 4 en 5 september 1944 vluchtten de directie en de Duitse productiestaf naar Duitsland. Later die maand kwam de directeur terug om het bedrijf ‘zeker te stellen’. Vervolgens werd onder bewaking van de Grüne Polizei de complete inboedel, tot en met wasbakken en deurknoppen, in wagons afgevoerd naar Duitsland.
Het studiovraagstuk en de heropening
Na de bezetting volgde er een lange periode van gesteggel en processen over de eigendom van de studio’s, die nu een trieste aanblik boden. Marcel Wolf eiste zijn vooroorlogse bezit weer op. Cinetone stond onder beheer van een commissie, aangesteld door het bestuur van de Nederlandse Bioscoopbond (NBB). Deze commissie wilde Cinetone niet weer teruggeven aan Wolf, aangezien volgens hen door de volgende eigenaren aan het complex was verbouwd ‘voor een veelvoud van de oorspronkelijke waarde’. De werkelijkheid was anders; Cinetone was compleet leeggeroofden uiteindelijk brachten de leden van de NBB in 1946 één miljoen gulden bij elkaar om de studio weer in bezit te krijgen en de renovatie en herinrichting te bekostigen. Al die tijd konden de studio’s, tot wanhoop van vele regisseurs, niet in gebruik genomen worden. In 1947 werd het ‘studiovraagstuk’ opgelost. De NBB zou de studio-exploitatie op zich nemen, op voorwaarde dat Cinetone dan de enige filmstudio zou blijven.
Zo kon Cinetone in 1948 weer worden geopend. Vol goede moed werd een nieuwe start gemaakt met de opnamen van de film Niet tevergeefs, die tegelijkertijd in het Engels werd gedraaid als But Not In Vain. Met vooroorlogse Cinetoneveteranen aan het roer werd Hollandsch Hollywood weer nieuw leven ingeblazen.
Duitse speelfilms die tijdens de Tweede Wereldoorlog (geheel of gedeeltelijk) zijn opgenomen in de UFA-studio’s in Amsterdam en Den Haag
1942:
- Stimme des Herzens/Een hart vergist zich (Johannes Meyer)
- Rembrandt (Hans Steinhoff)
- Fronttheater (Arthur Maria Rabenalt)
1943:
- Gefärtin meines Sommers/De dorpsdokter (Fritz Peter Buch)
- Fahrt ins Abenteuer (Jürgen von Alten)
- Ein Mann für meine Frau (Hubert Marischka)
- Wildvogel (Johannes Meyer)
- Die goldene Spinne (Erich Engels)
1944:
- Der Meisterdetektiv (Ernst Marischka)
- Die heimlichen Bräute (Johannes Meyer)
- Heidesommer (Eugen York, niet voltooid)
- Die schwarze Robe (Fritz Peter Buch)
- Das war mein Leben (Paul Martin)
- Tierartzt Dr. Vlimmen (Boleslav Barlog, alleen buitenopnamen, niet voltooid)
1945:
- Eines Tages (Fritz Kirchhoff)
- Das fremde Leben (Johannes Meyer)
- Das alte Lied (Fritz Peter Buch)
- Rätsel der Nacht (Johannes Meyer)