De eerste bioscopen
In het najaar van 1903 vertoonde F.P.J. Goeman enkele malen per week films in de Rotterdamse Tivoli-Wintertuin. Deze voorstellingen bestonden uit filmprogramma’s van de Nöggeraths The Royal Bioscope. Voor het eerst werden in Nederland autonome filmvertoningen gehouden op een vaste plek en op reguliere basis.
De eerste stap
In de winter van 1904-1905 begonnen de gebroeders Mullens (Alberts Frères) met het vertonen van films in de Haagse Kunstkring. Gedurende een aantal weken in december en januari vertoonden zij daar meerdere malen per week hun films, ieder jaar opnieuw. Dit waren de eerste tekenen van een verandering in de vertoningspraktijk: de bioscoop als vaste vertoningsplek voor film.
In grote buitenlandse steden verschenen rond 1905 de eerste bioscopen. Dit waren veelal kleine theatertjes (de Duitse benaming Laden-Kino verwijst naar de omgebouwde winkelpanden die vaak dienst deden als bioscoop) waar men voor een gering bedrag een filmprogramma kon zien (uit de toenmalige Amerikaanse toegangsprijs – een nickle (stuiver) – is het woord nickelodeon voortgekomen).
Grote veranderingen
Als gevolg van de komst van de bioscopen veranderde ook de filmhandel. Om aan films te komen begonnen bioscoopeigenaren films onderling door te verkopen. Zij kochten ‘uitgedraaide’ films van andere vertoners goedkoop in en verkochten deze weer na vertoning in hun eigen bioscoop. Zo ontstonden filmbeurzen waar vertoners hun films verhandelden. Niet veel later begonnen onafhankelijke handelaren films op te kopen en te verhuren aan derden - hiermee deed de filmdistributie haar feitelijke intrede in de filmwereld.
De eerste Nederlandse bioscopen geopend
De eerste Nederlandse bioscoop werd in 1906 geopend in de Amsterdamse Damstraat. Dit kleine theater – het Bijou Biograph Theatre - werd geëxploiteerd door de in Berlijn woonachtige Amerikaan Andrew Rawson Jennings. Het is onduidelijk hoe Jennings aan zijn films kwam, naar alle waarschijnlijkheid haalde zijn films uit het buitenland, aangezien in Nederland destijds nog geen sprake was van filmverhuur.
Een van de eerste exploitanten die een bioscoop opende was F.A. Nöggerath sr. Op 7 september 1907 werd zijn Bioscope-Theater plechtig in gebruik genomen. In tegenstelling tot andere bioscoopeigenaren had Nöggerath geen moeite aan filmmateriaal te komen: hij was vertegenwoordiger van de The Warwick Trading Company en kon zodoende over voldoende films beschikken.
Toen in Nederland rond 1909-1910 de filmdistributie opkwam, werd het voor vertoners mogelijk relatief goedkoop aan films te komen. Vanaf dat moment werden steeds vaker bioscopen geopend en kende Nederland, een paar jaar later dan haar buurlanden, een ware ‘bioscoop-boom’.