Internationale Kino-Tentoonstelling
In augustus 1920 werd in het Amsterdamse Concertgebouw de Internationale Kino-Tentoonstelling (IKT) gehouden. Het initiatief voor de tentoonstelling kwam van Johan Gildemeijer, die zich liet inspireren door Duitse en Franse voorbeelden.
Met de IKT wilde Gildemeijer het imago van film verbeteren, zoals hij op 14 augustus in zijn openingstoespraak verwoordde. De tekortkomingen van het medium – het gevolg van de snelle groei – dienden te worden bestreden. De tentoonstelling moest een duidelijk beeld geven van de stand van zaken en het vertrouwen in film bij pers en publiek vergroten.
Grote sterren en een schiettent
Tijdens de tentoonstelling was de kleine zaal van het Concertgebouw ingericht als bioscoop. Hier waren onder meer opnamen te zien die ter plekke in een speciaal voor de gelegenheid gebouwde studio werden gemaakt. Voor deze publiek toegankelijke opnamen was de beroemde Deens-Duitse actrice Asta Nielsen naar Nederland gekomen. Onder regie van de Duitse regisseur Hans Gleissner speelde zij rollen in de korte films La dame aux camélias en Vendetta (beide 1920).
Ook andere sterren schitterden in de ter plekke opgenomen films: de Nederlandse diva Annie Bos had een rol in Schaakmat en de Duitse ster Erna Morreno speelde naast Nielsen in Vendetta. In het Concertgebouw was tevens een schiettent ingericht, waarin het publiek kon mikken op 'levende kino-beelden'.
Nieuwe technologie
De tentoonstelling besteedde ook aandacht aan technische ontwikkelingen. Zo konden bezoekers in de stand van de Firma Ivens & Co een door Ernemann ontwikkelde camera bekijken. Deze camera nam drie- tot vijfhonderd beelden per seconde op (Hochfrequenzkinematograph Zeitlupe). In een speciale voorstelling werd een geluidsfilm vertoond.
Het tijdschrift 'De Kunst' hield een verkiezing tot meest artistieke film, met als winnaar La dixième symphonie van Abel Gance. Andere goed scorende films waren Es werde licht van Richard Oswald en The Cure van Charles Chaplin.
Teleurstellende opkomst
De tentoonstelling werd echter geen succes. Het Nederlandse publiek liet het afweten, en ook het aantal buitenlandse bezoekers viel tegen. Duitsers waren nog wel in grote getale aanwezig, maar Fransen en vooral Engelsen en Amerikanen kwamen nauwelijks of helemaal niet opdagen. Dit was een teleurstelling voor de organisatie, die zo kort na de Eerste Wereldoorlog hoopte op een verzoening tussen de voormalige vijanden.