De Uitkijk – Kleine bioscoop met grote naam

De Uitkijk is het eerste avant-garde filmtheater van Nederland. In 1929 opende het haar deuren op de Amsterdamse Prinsengracht 452, op de hoek met de Leidsestraat. Van 1912 tot 1929 was op dat adres de City Bioscope gevestigd.

Zwarte dozen

Het liefst wilden de nieuwe exploitanten hun theater meteen van een strak en modern interieur voorzien, maar daar was pas in 1933 geld voor. Met het nieuwe design werd De Uitkijk één van de voorlopers van wat later ‘zwarte dozen’ werden genoemd. (Deze naam moet niet te letterlijk worden genomen, aangezien de muren van de Uitkijk in 1933 juist wit werden geschilderd om daar eventueel ook op te projecteren).

In deze ‘zwarte dozen’ werd de factor omgeving zo veel mogelijk geëlimineerd. De Uitkijk schafte nieuwe, wat Spartaanse stoelen aan, maar – zo was de gedachtegang – de echte filmliefhebber gaf toch niet om comfort.

Een experiment

Toen De Uitkijk begon, bestonden in Nederland alleen 'reguliere' bioscopen met films voor het grote publiek. Het was nieuw dat een filmtheater zich uitsluitend richtte op een klein publiek van fijnproevers. De experimentele en kunstzinnige film waren in opkomst, maar hadden tot dan toe geen eigen vertoningsplaats. Om in elk geval in besloten kring toegang tot deze films te hebben, werden in het buitenland in grote steden filmclubs opgericht.

De eerste Nederlandse filmclub werd in 1927 opgericht en heette de Filmliga. Al snel joeg de Filmliga grote bioscopen (vertegenwoordigd door de Nederlandsche Bioscoopbond) tegen zich in het harnas met een stroom polemische publicaties. Deze artikelen gaven niet alleen af op aanbod en entourage van de gemiddelde bioscoop, maar zetten het gehele wezen van de vertoningsindustrie weg als verwerpelijk. Met name Abraham Tuschinski en zijn Theater Tuschinski moesten het ontgelden.

De Filmliga begint haar eigen theater

De Filmliga was op zoek naar een theater om zelf films te programmeren. Het was de filmmaker Mannus Franken – net terug uit Parijs – die er werk van maakte en de slechtlopende City Bioscope voorstelde als locatie voor een eigen filmtheater.

Vervolgens richtte de Filmliga een NV op die De Uitkijk commercieel moest exploiteren. Via het Centraal Bureau voor Ligafilms werd de distributie in goede banen geleid. De kosten van een eigen filmtheater had de Filmliga echter onderschat. Gelukkig was de directeur van De Uitkijk, Ed. Pelster, ervaren en beschikte hij over een groot netwerk.

Om de Filmliga financieel op de been te houden programmeerde Pelster ook ‘gewonere’ films. Dat de organisatie zich hierover beklaagde, getuigt van enige wereldvreemdheid. Na drie jaar was Pelster het geklaag zat en stapte hij op. Uiteindelijk werd hij in 1934 door Mannus Franken opgevolgd.

Franken vervulde wel de artistieke aspiraties van het theater, maar had totaal geen oog voor de zakelijke kant van zijn functie. Zijn vroegere studievriend Wim Hulshoff Pol nam het in 1937 van hem over en stelde orde op zaken. In de ruim drie decennia dat hij directeur was van De Uitkijk bracht hij de nodige continuïteit.

Films in De Uitkijk

Op de openingsavond van De Uitkijk hield directeur Pelster een korte toespraak, gevolgd door een openingsrede van Filmliga-oprichter Henrik Scholte. Als voorprogramma werden daarna drie korte films vertoond: twee films van voor de Eerste Wereldoorlog en Heien van Joris Ivens. Hoofdfilm was Carl Theodor Dreyers La Passion de Jeanne d’Arc (1927). Dit was een werk van drie uur ‘…dat men met eerbied nadert, om zijn grooten ernst en nobele strengheid’, aldus de NRC van 10 oktober 1929. De avond eindigde met Jardin du Luxembourg van Mannus Franken. Al met al was de opening een daverend succes.

Verboden film

De Uitkijk vertoonde films uit de internationale avant-garde, waaronder Sergej Eisensteins Pantserkruiser Potemkin (1925), het absurdistische Entr’acte (1924) van René Clair en de film die de oprichters van de Filmliga tot inspiratiebron had gediend: De Moeder (1926) van Vsevolod Pudovkin.

Ook waren eigen Ligafilms te zien, zoals Regen van Mannus Franken. In het verlengde daarvan werden bedrijfsfilms vertoond (onder meer Kabels leggen) en wetenschappelijke, bijna abstracte films van J.C. Mol. Het programma bevatte tevens films als The Circus (1928) van Charles Chaplin.

De film waarmee De Uitkijk echter vooral bekend werd was De Roverssymphonie (1936) van Friedrich Feher. Vanwege het stempel 'verboden film’ tijdens de Tweede Wereldoorlog, bleef deze titel tot in de jaren zestig ongekend populair.

foto's

meer informatie

Op zoek naar meer materiaal uit onze collectie? Neem dan contact op met:

Mevr. Leenke Ripmeester
sales@eyefilm.nl
tel. 020 5891 426
mob. 06-41189635

steun Eye

Steun Eye en help ons erfgoed veilig te stellen voor de toekomst. Meer informatie