De naoorlogse avant-garde
Kort na de Tweede Wereldoorlog kwamen de meeste films van de Filmliga terecht in het archief van het Nederlands historisch filmarchief, de voorloper van het Filmmuseum. De eerste in het oog springende vertoning van deze films was in 1949; tijdens EXPRMNTL - het eerste festival voor de experimentele film, gehouden in Knokke. Hoewel daar ook recente Amerikaanse films werden vertoond, waren het nog steeds de vooroorlogse avant-gardistische films die het beeld bepaalden.
Klassieke avant-garde ijlt lang na
Ook in de jaren daarna bleef de klassieke avant-garde de boventoon voeren in programma's van experimentele films, terwijl ze ook het ijkpunt bleef voor nieuw werk.
In Nederland leunden Bert Haanstra (Spiegel van Nederland), Emiel van Moerkerken (Koekoekswals) en de Amerikaan Hy Hirsch (Gyromorphosis en Autumn Spectrum) nog sterk op de vooroorlogse avant-garde. Maar hun films missen de strenge noodzaak van hun voorgangers; het zijn vooral speelse, poëtische vingeroefeningen.
Breekpunt 1958
Pas in 1958, tijdens het tweede festival van de experimentele film in Brussel, ging er een nieuwe wind waaien. De Amerikaanse experimentele film was in opkomst , terwijl ook de moderne Europese experimentele film (met als belangrijkste vertegenwoordiger Peter Kubelka met Mosaic im Vertrauen en Adebar) zijn plaats ging opeisen.
De Amerikanen komen
Deze ontwikkeling zette zich in de jaren '60 door en binnen een paar jaar domineerde de Amerikaanse experimentele film (Kenneth Anger, Maya Deren, Gregory Markopoulos, Stan Brakhage, Jack Smith, Andy Warhol en de broers John en James Whitney) het vertoningscircuit.