Centrale Commissie voor de Filmkeuring
Op 1 maart 1928 trad de Bioscoopwet van 1926 formeel in werking. Die dag werden de eerste films gekeurd door de Centrale Commissie voor de Filmkeuring (CCFK). De eer van de eerste keuring viel de reclamefilm Maatschappij Zeebad Scheveningen te beurt, gemaakt door de Nederlands-Belgische animatiefilmer George Debels. Aanvrager van de keuring was Charles van Biene uit Amsterdam.
Censuur voor alle leeftijden
De films werden gekeurd door een commissie van vijf leden, gelijkelijk verdeeld over de verschillende zuilen in de Nederlandse samenleving: de drie confessionele, de sociaal-democratische en de liberale.
Bij keuring werd gekeken naar de geschiktheid van films voor verschillende leeftijdscategorieën. Zo werd onderscheid gemaakt tussen films voor alle leeftijden, voor boven de 14 en boven de 18 jaar. Sommige films waren voor iedereen verboden of mochten alleen worden vertoond als bepaalde scènes werden ingekort of verwijderd.
Over het algemeen censureerde de commissie voornamelijk vanwege obsceniteiten, geweld en politieke overtuigingen. Toch speelde ook een zekere mate van consensus tussen verschillende gezindten en zuilen een rol. De commissieleden wilden niet dat maatschappelijke groeperingen aanstoot zouden nemen aan films of voor de ogen van anderen zouden worden geridiculiseerd. Zelfs in de bioscopen werd naar vreedzame coëxistentie gestreefd.
Bij opmerkingen door de keuringscommissie kon eenmalig een herkeuring worden aangevraagd. Daarna was de uitspraak van de commissie bindend. Het aantal niet-toegelaten films bleek uiteindelijk klein (gemiddeld vijf procent). Veel producenten en distributeurs haalden overigens zelf al mogelijk aanstootgevende scènes uit hun films, zodat een herkeuring – en de daaraan gekoppelde kosten – hen bespaard bleef.
Het keuringstarief
De films werden gekeurd tegen een tarief van vier cent per strekkende meter. Tegen dit bedrag kwam al snel verzet van J.C. Mol van Multifilm. Voor commerciële films vond de filmmaker het tarief geen bezwaar, maar educatieve en wetenschappelijke films moesten volgens hem in een goedkopere tariefklasse vallen. Zijn opmerkingen werden ter harte genomen en vanaf juni 1928 werd voor dergelijke films een tarief van één cent per meter gerekend.
Personeelswisselingen
De eerste voorzitter van de CCFK was de sociaal-democraat David van Staveren. Hij bekleedde deze functie van 1928 tot 1948, met uitzondering van de oorlogsjaren toen de filmkeuring onder het gezag van de nationaal-socialisten viel en de partijlijn diende. In die jaren nam Van Staveren ontslag, als een van de weinigen van de in totaal zestig andere keurders binnen de CCFK (slechts één ander lid vertrok tegelijk met hem).
Van Staveren werd in 1948 opgevolgd door Von Frijtag Drabbe die al in 1949 om gezondheidsredenen zijn werkzaamheden overliet aan Bijdendijk. Officieel volgde Bijdendijk Von Frijtag Drabbe op in 1951 en in 1963 maakte hij plaats voor Schuller. Die bleef voorzitter tot de CCFK op 1 juli 1977 werd opgeheven. Vanaf dat moment ging de verplichte keuring over in een vrijwillige keuring van kinder- en jeugdfilms.
In de laatste jaren van haar bestaan had de Filmkeuring veel van haar prestige ingeleverd. Tot het begin van de jaren zestig was de commissie echter een trots instituut binnen de Nederlandse filmwereld.