Abraham Kuyper
biografie
Kuyper studeerde in Leiden wijsbegeerte, klassieke letteren en theologie. In augustus 1863 werd hij door zijn vader bevestigd tot predikant te Beesd in de Betuwe, waar hij zich bekeerde tot de leer van Calvijn. In 1867 en 1870 volgden predikantschappen in Utrecht en Amsterdam. In 1872 richtte hij het antirevolutionaire dagblad 'De Standaard' op. Zijn predikantschap in Amsterdam moest hij opgeven toen hij lid werd van de Tweede Kamer voor het district Gouda. Hij ervoer dit werk als zeer frustrerend; in 1876 raakte hij overspannen en nam in juli 1877 ontslag als kamerlid om publicist te zijn.
In maart 1879 verscheen Kuypers 'Ons program', dat de koers van de nieuwe door Kuyper opgerichte Anti Revolutionaire Partij (ARP) zou bepalen. Doel van de oprichting van de ARP was namelijk onder andere om voor het christelijk (bijzonder) onderwijs dezelfde rechten te verwerven als het openbaar onderwijs genoot. De stichting van de Vrije Universiteit werd ingeluid met Kuypers openingsrede 'Souvereiniteit in eigen kring' in de Amsterdamse Nieuwe Kerk.
In 1886 wordt Kuyper na een slepend conflict uit de Hervormde Kerk geschorst met tachtig kerkeraadsleden van Amsterdam. De afsplitsing die het resultaat is van deze zogenoemde Doleantie zal later opgaan in de Gereformeerde Kerken in Nederland.
In 1901 wordt na een confessionele verkiezingsoverwinning het kabinet-Kuyper geformeerd, resulterend in een tegenvallend sociaal beleid. In 1903 braken twee spoorwegstakingen uit die Kuyper de kop in wilde drukken middels een stakingsverbod voor ambtenaren. In 1905 was er een liberale verkiezingsoverwinning. Kuyper bleef als publicist nadrukkelijk aanwezig en bleef de leider van de Anti-Revolutionaire Partij. Na een conservatieve overwinning in 1909 was er geen draagvlak voor een Tweede kabinet-Kuyper, en Kuypers partijgenoot Heemskerk zou het kabinet leiden.
Zelf raakte Kuyper in opspraak in toen in 1909 tijdens de zogenaamde lintjeskwestie bleek dat op voorspraak van Kuyper een onderscheiding was toegekend aan iemand die geld had gedoneerd aan de ARP. In 1912 nam hij wegens toenemende doofheid ontslag uit de Tweede Kamer, om in 1913 als lid van de Eerste Kamer op te treden, van welk college hij lid bleef tot 21 september 1920.
filmografie
- 1918—Persoon (in beeld)
- 1918—Persoon (in beeld)
- 1920—Persoon (onderwerp)
- 1920—Persoon (onderwerp)
- 1920—Persoon (onderwerp)