Jos Stelling
Met zijn film Mariken van Nieumeghen tilde Jos Stelling het Nederlandse ‘guerrilla-filmen’ naar een hoger plan. Pim de la Parra en Wim Verstappen hadden met De minder gelukkige terugkeer van Joszef Katús naar het land van Rembrandt al bewezen dat conventies bestonden om omvergeworpen te worden, en dat in principe iedereen een film kon maken (niet alleen insiders in de industrie). Maar Stelling interpreteerde dit idee anders – zijn interpretatie steunde op organisatie, geduld, goede wil en eenheid van visie. Zo namen Verstappen en De la Parra hun speelfilmdebuut binnen een paar dagen op, maar nam Jos Stelling iets langer de tijd.
In februari 1972, na een voorbereiding van zes jaar, streek een achthonderdkoppig gezelschap onder zijn leiding – Stelling was producent, regisseur en scenarist – neer in het dorpje Buren voor de opnamen van Mariken van Nieumeghen, die bijna twee jaar zouden duren. Zowel onder de acteurs als de technici bevonden zich veel amateurs, die tot eind 1973 nagenoeg al hun weekenden en vrije dagen inleverden ten gunste van het project. De meeste opnamen vonden plaats in de ijzige kou, te midden van modder en rotzooi. ‘Als het maar bruin en vies was, dan was het bijna altijd ook authentiek.’ Maar het harde werken wierp vruchten af: in 1975 werd Mariken van Nieumeghen geselecteerd voor de competitie van het filmfestival van Cannes.
‘Mensen tellen niet’
De film was geïnspireerd op het bekende zestiende-eeuwse mirakelspel – geschreven door een anonieme auteur – over een meisje dat zeven jaar lang optrekt met de duivel. Het filmscript kende aanvankelijk echter nauwelijks dialogen. ‘Persoonlijk vind ik iemand die niets zegt boeiend’, aldus Stelling. De film werd dan ook grotendeels zonder geluid opgenomen, en Mies Bouhuys werd in een laat stadium ingeschakeld om de personages alsnog van teksten te voorzien – teksten die veelal buiten beeld werden uitgesproken. Het ging niet zozeer om wie wat zegt. ‘Tekst is een te grote inbreng van de acteur’, vond Stelling, en ‘de acteurs zijn bijna onbelangrijk’. De regisseur wilde ‘middeleeuwse anonimiteit’ verbeelden: ‘Mensen tellen niet.’
Ook in zijn latere carrière koos Stelling regelmatig een historisch tijdperk als setting voor zijn films. De vliegende Hollander speelt ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), De pretenders is in zijn geheel gesitueerd in een Utrechtse cafetaria tijdens de vroege jaren zestig (in het weekend waarin Marilyn Monroe overleed) en Rembrandt fecit 1669 focust op de periode waarin de schilder failliet ging en zijn laatste portrettenreeks schilderde.
‘We hebben met zo’n honderd man in een landhuis in Gent gezeten’, vertelde Stelling over Elckerlyc, de tweede speelfilm die hij schreef, regisseerde én produceerde. Ook Elckerlyc speelt in de middeleeuwen. De film vertoont thematisch en visueel sterke overeenkomsten met Mariken van Nieumeghen, maar de productiestrategie verschilde enigszins: de opnamen van Elckerlyc – ditmaal wel continu – besloegen slechts vier weken.