De kinderfilm van Laan tot Van der Linden: jongenshelden
Ogenschijnlijk lijkt de Nederlandse kinderfilm zich niets aan te trekken van de op- en neergaande bewegingen binnen de Nederlandse filmconjunctuur. Zeker in de eerste zes decennia van de vorige eeuw had de productie van Nederlandse kinderfilms een heel eigen dynamiek die los stond van de productie van speelfilms voor een volwassen publiek. Het lijkt eerder een alternerend patroon. In periodes dat er weinig speelfilms worden geproduceerd - zoals de jaren twintig en de jaren vijftig - is het juist de kinderfilm die nog voor enige continuïteit zorgt. Maar net als bij de speelfilm geldt ook hier dat de continuïteit slechts schijnbaar is. De productie is vooral te danken is aan inzet van individuen en kan niet op het conto worden geschreven van een gezonde, zelfstandig florerende industrietak. Binger, Barnstijn en Meyer gaven als producenten de vooroorlogse speelfilm een gezicht, Dick Laan en Henk van der Linden deden dit in de jaren twintig en na de Tweede Wereldoorlog voor de kinderfilm.
Dick Laan
De eerste Nederlandse producent van kinderfilms was Dick Laan, een fabrikantenzoon uit Heemstede en een verwoed filmfanaat die meewerkte aan enkele films van Filmfabriek Hollandia. In zijn vrije tijd was Laan actief binnen de padvinderij en vlak na het eindigen van de Eerste Wereldoorlog maakte hij met zijn scoutinggroep De Zwarte Pijl uit Bloemendaal zijn eerste korte kinderfilms. De acteurs waren de padvinders zelf - die avonturen beleefden zoals we die kennen uit de jongensboeken, of droomden van een belangrijke rol op het voetbalveld (voetbal - en in het bijzonder de Koninklijke HFC - was een andere passie van Laan). Sprekende titels als De wraak van De Zwarte Pijl, De zoon van Nick Carter (Nick Carter was een beroemd karakter uit contemporaine detectiveromans) en Twee kwajongens en hun uitvinding werden in samenwerking tussen Laan en zijn padvinders gemaakt. En natuurlijk ook Voetbal, een korte film die ook binnen avant-garde kringen goede kritieken kreeg en in programma's van de Filmliga werd vertoond. Laan bleef actief tot eind jaren twintig en verruilde vervolgens de filmcamera voor pen en papier; hij is daarna bekend geworden als auteur van de Pinkeltje-boeken.
Henk van der Linden
Na Laan zou het tot na de Tweede Wereldoorlog duren voor er weer een zekere regelmaat kwam in het produceren van Nederlandse kinderfilms. Eind jaren dertig werden er met Uit het leven van Dik Trom en Sjors van de Rebellenclub met vacantie nog kinderfilms gemaakt, maar na de oorlog werd de productie sterk opgevoerd. Pater Sasse van IJsselt maakte met jongens van een katholieke congregatie een tweetal spannende kinderfilms en Ernst Winar filmde drie avonturen voor het Leidse Filca. Maar het overgrote deel van de Nederlandse kinderfilmproductie was in handen van Henk van der Linden. Deze zoon van een Hoensbroekse bioscoopexploitant maakte voor zijn eigen productiemaatschappij Rex Film tussen begin jaren vijftig en midden jaren zeventig jaarlijks minimaal één avonturenfilm voor de jeugd. Het waren films waarin bekende kinderboekhelden als Pietje Bell, Dik Trom, Billy Truf en Sjors en Sjimmie de hoofdrol speelden. Van der Linden regisseerde, schreef de scenario's, deed het camerawerk en monteerde - zijn kinderen, hun vriendjes en andere bekenden speelden de rollen.
De films werden wekelijks tijdens matinéevoorstellingen door het hele land vertoond. Zo draaide midden jaren zestig De avonturen van Pietje Bell meer dan een jaar in de Rotterdamse Cineac - een record voor een Nederlandse film. Van der Linden wist dat zijn films het niet moesten hebben van hun opvoedkundige waarde, ze moesten vooral spannend zijn. Want dat is wat kinderen willen. Pas in de jaren zeventig zou daar verandering inkomen en zorgde Karst van der Meulen er voor dat er kinderfilms kwamen die niet alleen vermaak boden, maar ook vragen durfden te stellen aan de jeugdige bezoekers.